Route door Egypte

 

Saskia… Sáskia…

In de haven van Aqaba horen we Saskia’s naam. We zijn net aangekomen bij Buca, die als eerste in een rij auto’s, geduldig staat te wachten op onze terugkeer van de ticket-office waar we onze kaartjes voor de boot van Jordanië naar Egypte regelen. Met de tickets in onze zak, en ieder een Jordaanse take away hamburger van onze laatste Dinars in onze handen, maken we de deur open om in onze auto dit vette ontbijtje op te eten.

 

We kijken om ons heen om te zien wie ons roept en worden door een totaal zwart gesluierde vrouw in accentloos Amerikaans aangesproken. Alleen haar ogen zijn zichtbaar. Ze had onze namen op de auto gelezen. De vrouw reist met haar man en kinderen van Saudi Arabië naar Egypte. Het gezin heeft inmiddels twee lange reisdagen achter de rug. “De reis duurt lang”, legt ze uit, “omdat een vrouw in Saudi Arabië niet mag rijden. “Elke keer dat mijn man moe is stoppen we en wachten we totdat we weer verder kunnen rijden. Ze nodigt ons uit om naar Alexandria te komen. Een stad in het noordwesten van Egypte. Voor ons geen serieuze optie omdat dit een uithoek is die veel tijd kost om te bezoeken en waar we eigenlijk geen plannen hebben.

De overtocht van Jordanië naar Egypte hebben ze al vaker gemaakt omdat het gezin pendelt tussen de twee landen waar ze verblijven. Voordat ze de boot oprijden vertellen ze dat ze weer erg opzien tegen de tijdrovende bureaucratische grensovergang in Egypte. “Echt alles moet je uit de auto halen, alles wordt bekeken en alleen als je veel fooien geeft kun je voorkomen dat je uren vast blijft staan”.

 

Dit verhaal spoort wel met de andere verhalen die we van reizigers gehoord hebben. We maken ons er niet echt zorgen over. We zien wel hoe het loopt. Rijd je eenmaal van de boot af, dan ben je weer overgeleverd aan nieuwe regels, belangrijkheden, voorwaarden die voor ons niet te begrijpen zijn en wat we ook maar niet meer proberen. We nemen ons voor dat we ons weer hetzelfde gaan gedragen en maar weer zien wanneer het circus eindigt. Rustig meegaan met de stroom, beetje rondwandelen, beetje praten, vooral geen haast hebben.

Op de boot naar Egypte raken we het gezin uit het oog en zien ze pas weer aan de Egyptische zijde.  

Terwijl Emiel is opgegaan in het regelen van de grensovergang (hij is de autobezitter en is daarom voor de douaniers het aanspreekpunt) ziet Saskia de vriendelijke Mohammed ontredderd rondlopen. Hun eigen auto mag het land niet in. Ze waren eerder drie maanden in Egypte geweest met hun auto en moeten minimaal dezelfde periode het land uit zijn voordat hun Saudische auto opnieuw in Egypte toegelaten wordt. Voor hun een nieuwe regel met grote gevolgen. Daar staan ze dan in het niemandsland. Vermoeid door de lange reis die ze achter de rug hebben, met een auto die het land niet ingelaten wordt, met een hoeveelheid bagage die voor een normale reiziger niet te verplaatsen is. En natuurlijk ook nog 3 kinderen en een baby, gelukkig logeren de grotere 4 bij Oma.

 

Het is inmiddels donker als we de haven verlaten. Met wat passen en meten is het gelukt om de bagage van het gezin in onze auto te schuiven. Buca is een centimetertje verder door de veren gezakt, wij zijn voor een paar dagen een aantal koffers, dozen, een zak pampers en paar jerrycans met heilig water uit Saudi Arabië rijker. Het gezin heeft ons hun bagage toevertrouwt en is inmiddels op de bus naar Cairo gestapt. “See you in a few days” roepen ze nog vanuit de bus nadat we de telefoonnummers hebben uitgewisseld waarmee we over een paar dagen regelen om elkaar “ergens in Alexandria” te treffen.

Het gezin kiest voor de kortste route naar huis. Wij maken nog een lus door de Sinaï. Eerst willen we Dahab bezoeken, een plaats aan de rode zee waar we meer dan 10 jaar geleden onze eerste duikvakantie doorbrachten. Ons plan is om de Sinaï woestijn zuidelijker te doorkruisen. Dahab ligt redelijk op de route.

 

Sinaï   

Dahab is fors gegroeid sinds de eerste keer dat we het bezochten. Niet vreemd, want de kustlijn aan de Rode Zee wordt in een rap tempo volgebouwd met resorts.

Een half jaar geleden hebben we het verder zuidelijk gelegen deel (dat grenst aan Sudan) van de Rode Zee bezocht om te duiken. Dit deel was over land lange tijd lastig bereisbaar. Je kon er alleen duiken als je een safariboot afhuurde voor een week of als je je in een afgelegen zanderig spartaans tentenkamp liet opsluiten. In een paar jaar tijd is hier een nieuwe

 stad ontstaan en worden de ooit afgelegen tentenkampen omsingeld door glimmende resorts. De Rode Zee is voor veel vakantiegangers een zonzekere bestemming en past in het rijtje Spanje-Turkije-Canarische eilanden.

Dahab is ondanks zijn groei gelukkig een relaxte plaats gebleven. De hippiesfeer waar ze destijds mee adverteerden, heet nu de ontspannen Bedoeïenensfeer. We duiken, snorkelen en eten er heerlijke Arabische gerechten. Vakantie!

 

De winkelstraat van Dahab lijkt erg op de Fata Morgana in de Efteling. Verkopers die pas in beweging komen wanneer een toerist binnen hun sensor beweegt. Ze zitten bewegingsloos op een stoel, hangen lui tegen een boom, staan stilletjes naar de grond te staren. Wanneer de toerist nabij is komen ze in beweging, prevelen ze hun standaardzinnetjes op (good food, cheap price)en komen weer tot stilstand als de toerist uit hun zone is gewandeld. In de Fata Morgana vaar je door Oosterse sferen en zie je de poppen in beweging komen als het bootje gesignaleerd is door de sensor.

 

Vlak boven Dahab ligt de route die we af willen leggen om via het Katharina klooster de Sinaï woestijn te doorkruisen. Deze keer blijven we op het asfalt. Met de hoeveelheid bagage die we bij ons hebben willen we geen risico’s lopen. Het grootste deel ligt los bovenop de kist in de auto en we moeten er niet aan denken dat dit (of wij) beschadigt raakt doordat het verschuift tijdens steile afdalingen en beklimmingen.  Gelukkig is de Sinaï een woestijn die ook vanaf de asfaltweg erg mooi is. Leegte, rotsgebergte, verre zichten wisselen elkaar tijdens de tocht snel af.

 

Op de kaart oogt de Sinaï als een triangel van land, dat vastgehouden wordt door twee verbindingen met aan de ene kant Israel en aan de andere kant het Egyptische vasteland. Vasteland omdat de Sinaï door het Suezkanaal gescheiden wordt van de rest van Egypte.

De makkelijkste route en leidt door de kilometerslange tunnel die onder het Suezkanaal naar het Vasteland leidt. Alleen zie je dan niets van het kanaal. Zonde toch?

Wij kiezen voor de versleten asfaltweg en rijden de route naast het Suezkanaal. Een enkele keer halen we een indrukwekkend groot containerschip in.

 

De brug over het Suezkanaal is minstens zo indrukwekkend. De enorme schepen moeten er onderdoor kunnen. Om te voorkomen dat wij met onze banden de hoogste punt van het schip raken maken we een steile klim van 33% (volgens het bord) naar het hoogste punt. Eigenlijk mag het niet, maar we kunnen het niet laten om even af te remmen om naar de schepen te kijken. Bijna stapvoets passeren we het hoogste punt en zien we tot ver de enorme gevaartes door het smalle kanaal varen.

Aan de overkant lukt het om vlakbij het kanaal te komen. Ook dit mag eigenlijk niet. Het kanaal wordt aan beide zijden bewaakt door militairen. De plek waar wij bij uitkomen is een militair terrein waar het officieel beslist verboden is om foto’s te maken. Officieel, want de militair die slenterend naar ons komt om ons weg te sturen vindt het, nadat wij hem uitgelegd hebben wat we er komen doen, prima wanneer we achter een muurtje, waar de andere militairen ons niet zien, gaan staan om  onze foto’s te maken.

We zien de grote schepen van dichtbij passeren en speuren de containers af naar het kleinste maatje container waarin we Buca over een paar maanden naar Oman laten vervoeren.

 

Alexandria

Het is al donker wanneer we Alexandria bereiken. Onderweg hebben we de familie een sms gestuurd dat we op weg  zijn. De paar cijfers op het briefje hebben een bijna magisch effect want binnen een paar minuten reageert de familie enthousiast met een sms waarin ze een paar aanwijzingen geven waar we elkaar kunnen ontmoeten. Ze kiezen niet voor een plek aan de rand van de stad (wat we in eerste instantie hoopten), maar nodigen ons uit om naar het hartje centrum van deze drukke stad te komen.

 

De paar aanwijzingen blijkt genoeg en binnen een uur staan we geparkeerd voor een supersjiek restaurant aan de Corniche.

Even denken we nog dat ze deze plek hebben gekozen omdat je er redelijk makkelijk kunt parkeren, maar zodra het stel verschijnt wordt duidelijk dat we er gaan eten. Met het zicht op de Middellandse Zee, de kade, de mooie haven en in het gezelschap van twee leuke en onderhoudende mensen genieten we van een ontspannen avond en een heerlijk diner. De Middellandse Zee geeft ons het gevoel dat we bijna thuis zijn. Even oversteken, paar kilometer rijden en we eten weer heerlijke stamppotten. De aanwezigheid van Aisha en haar man Mohammed zorgt ervoor dat we niet gaan geloven in dit idee. Ook al is Aisha van Amerikaanse afkomst, haar verschijning is oosters. In een zwart gewaad, ook nu alleen de ogen zichtbaar (dus incl. handschoenen), verschijnt ze aan tafel. Tijdens het eten laat ze zien hoe behendig haar maaltijd en haar drankjes achter haar zwarte sluier verdwijnen. Dit alles zonder iets van haar gezicht te zien.

Na het eten wacht ons nog een verrassing: de familie staat op het punt om te verhuizen naar hun nieuwe appartement pal in het centrum en biedt ons deze plek aan. Nadat ze ons hebben rondgeleid door hun mooie appartement overhandigen ze de sleutel en wensen ze ons een mooi verblijf toe. “Kijk maar hoe lang je wilt blijven, geef je een seintje als je vertrekt?” En weg zijn ze.

In Alexandria is veel te zien. De Middellandse Zee zorgt ervoor dat de stank van de overvolle stad snel wordt weggeblazen door de schonere zeelucht. De stad doet, ondanks het formaat en de enorme verkeersdrukte, prettig aan. Natuurlijk zoeken we een paar interessante plekken op. Maar wat ons het meeste bij blijft is de voor Egypte naderende en bepalende voetbalwedstrijd. De sfeer is uitgelaten. Veel huizen en auto’s zijn versierd met de Egyptische vlag. Nóg meer toeterende auto’s op de weg. Vrolijke jeugd die een tikkeltje provocerend voor ons springt en dansend hun vlag toont.

De voetbalwedstrijd wordt buiten beleefd. De te magere overwinning ook. Ook al volgt een spannende herkansing in Soedan, de stad viert het alsof het de overwinning der overwinningen is. Uitgelaten groepen rennen met grote trommels door de straten. Veel lawaai en geschreeuw. Liedjes die opvallend veel lijken op ons “Olé”. Soms het geluid van rinkelend glas. Vanuit de slaapkamer horen we tot diep in de nacht het geluid van de feestende menigte.

 

Cairo

Grote, drukke snelwegen leiden ons naar Cairo. Het eerste deel echter van de reis van Alexandria naar Cairo rijden we over kleine wegen, door dorpen, markten. De route leidt ons eerst door de armere tak van Alexandria.  Mensen wonen in armetierige bouwsels, de vuilnis hoog opgestapeld tussen hun ‘huizen’. Daarnaast mannen die de moed hebben gevat om het vuil dat voor het oprapen ligt te scheiden. Plastic, etensresten, rottende vleeshompen scheiden deze mannen met hun blote handen van elkaar. Een inspanning die hun hopelijk net die snipper geld oplevert die zij die dag zo nodig hebben. Een vrouw trekt uit het afval een dode kip en onderzoekt of het dier nog te eten is. 

 

Aan de rivier zien we vrouwen de was doen op schaarse plekjes die nog niet zijn opgeëist door het vuil, dat ook hier bijna alle ruimte vult. Misselijkmakende taferelen, die het gesprek doen stommen. We rijden er doorheen/langs, pas nadat we het gebied een tijdje verlaten hebben komt het gesprek langzaam op gang. “Had jij die vrouw gezien met die kip? En die man met die rottende vleeshomp in zijn blote hand?”

Wanneer we Cairo naderen wordt het verkeer geleidelijk drukker en onrustiger. Cairo is berucht om het verkeer.

(wil je meer lezen over het weggebruik in deze stad, klik door naar: het verkeer in Cairo)

 

In Cairo worden we hartelijk ontvangen door Mirjam, een vriendin van Saskia die met haar gezin sinds een paar maanden in Egypte woont. Ze woont in een mooi en ruim huis in een buitenwijk, eigenlijk een compound, van Cairo. We hebben geluk, want Mirjam heeft dit huis gekozen op de ruimte die het heeft. Graag wil ze gasten ontvangen en wil ze haar gasten een mooie plek bieden. De gastenkamer met badkamer die ze voor ons beschikbaar heeft is heerlijk en riant! De tijd vliegt die middag en avond ongemerkt voorbij. Al snel is het laat, te laat eigenlijk, want het gezin moet de volgende dag weer vroeg op.

 

De eerste dagen dat we in Cairo zijn, worden opgeslokt door reis-regelwerk. We regelen de visa voor Sudan en Ethiopië en Buca mag naar de garage voor verse olie met filters (en het verwijderen van de vrijloopnaven die al eerder gedoe opleverden).

De visa blijken niet moeilijk om te bemachtigen. Het kost alleen veel tijd. Drie dagen zijn we een deel van de dag bezig met het bezoeken van de ambassades. De volgorde waarin we het doen wordt bepaald door de ambassade van Sudan. Eerst bezoeken we de Ethiopische ambassade, Sudan vereist een geldig visum van het land dat we na Sudan bezoeken en daarnaast wil het graag een aanbevelingsbrief zien van onze Nederlandse Ambassade.

De tweede dag bezoeken we opnieuw de Ethiopische ambassade om het visum op te halen, gaan daarna naar de Nederlandse ambassade. Door naar de Sudanese ambassade. Net op tijd binnen. De aanbevelingsbrief wordt streng gecontroleerd, het visum voor Ethiopië idem. Na het betalen van 100 dollar pp aan visumkosten en een paar pasfoto’s mogen we vertrekken. Dag drie worden we verwacht en mogen we het visum ophalen.

 

Tussendoor kunnen we af en toe ontsnappen aan het regelwerk en bezoeken we de stad. De stad heeft iets statigs, de sjieke gebouwen die verspreid door de stad staan verraden dat Egypte rijke(re) tijden heeft beleefd. Centraal in de stad splitst een stuk land de rivier de Nijl voor een paar aantal kilometer. Dit eiland in de Nijl wordt het Manhattan van Cairo. Hippe restaurants, dure hotels, historische gebouwen, ambassades en boekenwinkels met een goed internationaal aanbod.

Turend over de Nijl is de skyline van Cairo imposant. De brede rivier met de groene oevers. Daarachter de hoge gebouwen waarvan het silhouet scherp aftekent tegen de overwegend grauwe stadslucht. Blauwe luchten, witte wolken, sterren blijven verborgen achter de grauwe smog die boven de stad hangt. Heldere dagen worden beloond met een prachtige blik op de duidelijk aanwezige piramides.

 

Cairo, wereldstad, dichtbevolkt, veel verkeer, fascinerende geschiedenis, bizar mooie kunstschatten, massa’s Egyptenaren, overvolle toeristenbussen (heerlijk daar geen last van te hebben), toeterende auto’s, lawaai en stank, levendig, lekkere cappuccino’s.

 

We bezoeken het Egyptisch museum. Volgens ons kunstboek dat ongeveer 15 jaar oud is, is het museum gedateerd, is het te klein omdat veel waardevolle voorwerpen uit de uitpuilende opslagruimtes niet getoond kunnen worden en wordt er hard gewerkt aan nieuwbouw.

De nieuwbouw is nog niet gerealiseerd. De locatie is bepaald, het duurt alleen nog een tijdje voordat de eerste steen wordt gelegd.

“Gelukkig” denken wij, als we door het museum lopen. Het museum is charmant door de ouderdom. Vergeelde informatieplaatjes vertellen in een nostalgisch lettertype welke bijzonderheid getoond wordt. De stukken staan van oorsprong (waarschijnlijk sinds de oprichting in 1904) in een logische tijdsvolgorde. Door ruimtegebrek zijn de lege gaatjes opgevuld met stukken die niet in dezelfde tijdslijn horen, waardoor het iets wegheeft  van een chaotisch allegaartje. Maar zo afschuwelijk mooi.
In Syrië waren we nog verrast door een opgraving van een stad (Mari) uit het jaar 3000 voor Christus. Het beeldje dat in die stad werd gevonden uit die tijd bekeken we met veel aandacht.

In dit museum zien we puntgave beelden uit die tijd, houtsnijwerk (!) , en…. nóg een reden om het Egyptisch museum interessant te vinden: er wordt een grote verzameling aan gebalsemde dieren getoond. De oude Egyptenaren waren gesteld op de aanwezigheid van dieren en hielden ze o.a. als gezelschapsdier. Ook aan deze gezelschapsdieren werd het eeuwige leven gegund. Na het overlijden werd het dier gebalsemd en bewaard tot het moment dat de eigenaar stierf. Het kreeg dan een plekje in het graf. Mocht het dier een langer leven zijn gegund, dan werd het later in het graf bijgezet. Wat er zoal getoond wordt? Krokodillen, apen, katten, ibissen, rammen, enz.

Het is al laat als we het museum verlaten. Het museum is vrijwel leeg als de suppoost met ons mee naar de uitgang loopt. Hij vertelt honderduit over de komende voetbalwedstrijd. Egypte maakt zich op voor de beslissende ronde richting WK.

 

Die avond kijken we met het gezin van Mirjam de wedstrijd. Egypte verliest. Al snel horen we het nieuws dat in Soedan een forse confrontatie is ontstaan tussen de supporters. Een aantal Egyptenaren overlijdt door het geweld en al snel horen we het gerucht dat tegenpartij Algerije opzettelijk vandalen naar Soedan heeft gestuurd. Met als enige doel het zoeken van de confrontatie met de Egyptenaren. En niet alleen daarvoor. Ze zouden ook de opdracht hebben gekregen om de bedrijven die door de Egyptenaren in Soedan zijn opgericht te vernietigen. Het bericht is voor ons te bizar om te geloven, de Egyptenaren twijfelen er niet aan en zijn helemaal van slag. “Alle messen in de stad Khartoem waren de middag voor de wedstrijd al uitverkocht” wordt ons als bewijs verteld.

De volgende dag worden we geconfronteerd met veel politie (nóg meer politie) op straat en zien we zelfs zwaardere geschut: gepantserde voertuigen, zwaar bewapende militairen. Egypte is boos, elders in de stad wordt gedemonstreerd, zware dreigementen zijn geuit, een woede-uitbarsting van de bevolking wordt niet uitgesloten. De taxichauffeur die ons door de stad rijdt legt uit dat het ernst is: “als hier een Algerijn rondloopt, dan overleeft hij het niet”.

“Ook niet als hij niet van voetbal houdt en het geweld veroordeeld?” vraagt Saskia nog. Maar de taxichauffeur reageert hoofdschuddend op zo’n stomme en weinig begrip tonende vraag.

Hij zet zich snel over zoveel onnozelheid heen en rijdt ons via de Koptische wijk (veel kerken), de dodenstad (graven die bewoond worden door de armen die de huurprijzen niet op kunnen brengen), garbage city (mensen die het afval van de stad naar hun wijk en huizen in slepen om het daar te scheiden) naar de residentie van de Nederlandse ambassadeur, waar een bijzondere ontmoeting met de goedheiligman Sinterklaas wacht (voor het hele Sinterklaasverhaal klik door op: Sinterklaas in Cairo).

  

Ongelooflijk maar waar, pas op de laatste dag dat we in Cairo zijn bezoeken we de Piramides. Bouwwerken die zo herkenbaar zijn van de beelden die we zovaak voorbij hebben zien komen. Maar eenmaal oog in oog met deze giganten raken we geïmponeerd door het knappe werk dat hier geleverd is.

 

Pas als we die avond Buca voor het huis van Mirjam parkeren zien we dat er een briefje onder onze ruitenwisser zit. “Groeten van Chiel en Nely.” Van ons Gastenboek. Ze hadden Buca naast een Piramide zien staan. Na wat sms-contact blijkt dat ze de volgende dag nog in Cairo zijn en toevallig een vrije middag in hun programma hebben. Zoveel toevalligheid kunnen we niet ongemerkt voorbij laten gaan. We zoeken ze op in het 5 sterren hotel waar ze die nacht verblijven en hebben samen een gezellige avond. Het hotel vindt het geen bezwaar wanneer we er in onze auto slapen. Nog een nachtje Cairo.  

 

En dan de keuze: cultuur of natuur. De route Nijl of Woestijn.  

De route naar het zuidelijk gelegen Aswan kunnen we afleggen via de Nijl, wat voor ons een kans biedt om veel oude cultuur te zien. Aswan kunnen we ook bereiken via de woestijn. Via een grote lus is het vanuit Cairo mogelijk om door de woestijn die grenst aan de Lybische woestijn te trekken.

We kiezen voor een klein compromis. Via het zuidelijk gelegen Memphis, waar de piramide van Djoser ligt, de oudste piramide in Egypte, schieten we noordwestelijk gelegen woestijn in.

 

Black desert / White desert

Vanuit Cairo rijden we naar het plaatsje Bawiti, gelegen in een groene Bahariya oase met palmbomen. Kilometers woestijn hebben we achter de rug wanneer we de oase bereiken. In Bawiti kun je woestijntrips regelen met de plaatselijke bevolking, die met de toeristen per kameel, auto of wandelend de woestijn in trekken. Veel broertjes en zusjes van Buca rijden rond. Voor het eerst deze reis wemelt het van landcruisers in alle soorten en maten. Vooral het type dat wij hebben komt veel voor: de trooper.

We overnachten er tussen de palmbomen aan de rand van een hotspring en doen de laatste inkopen.

 

De volgende dag rijden we de black desert in. We hadden (naïef?) een duister gebied verwacht met donkere bergen en donkere vlaktes. De heuvels zijn echter licht van kleur. Witte kalkranden aan de voet van de berg, gevolgd door zandkleuren. Het gebied wordt black desert genoemd vanwege de zwarte (en zware, het lijkt wel ijzer) stenen die de zandvlakte bedekken.

 

We voelen voor het eerst deze reis ‘zacht zand’ onder de wielen. Zand waarin je makkelijk wegzakt, en waar het –als het tegenzit- een behoorlijk geploeter is om weer vrij te komen. We kiezen voor de wat makkelijke weg en laten de sporen die we volgen vertellen in welk zand we terecht komen. Sporen waarin de bandafdruk goed zichtbaar is zijn vaak makkelijk te volgen. Harde bodem. Sporen waarbij het zichtbaar is dat de voorganger behoorlijk is weggezakt zijn zwaarder om te berijden. Vooral voor Buca, zij moet hier flink aan de bak. De 4x4 (ook de lage gearing) en lage bandenspanning hebben we nodig om in dit soort zand in beweging te blijven (of in beweging hopen te komen). En als dat niet genoeg is, zit er niets anders op en mogen wij een handje helpen. Op de knieën in het zand om het zand rond de banden vrij te maken. En als het echt tegen zit ploeteren we zelfs grotere hopen zand onder de auto uit.

Omringd door de blanke heuvels in de black desert brengen we onze eerste nacht door. Een woestijnvosje zoekt ons op en schiet snel naar een plekje uit het zicht.

 

De volgende dag rijden we dieper de black desert in, het gebied wordt weer kaal en ..saai? We besluiten om een kortere lus te rijden richting white desert waarbij we weer op asfalt komen. Daar zien we een stukje verder  aan de linkerkant het bordje ‘main entrance’ staan.

 

Al snel blijkt dit met recht de ‘main entrance’ genoemd te worden. Voor het eerst rijden we via een gemarkeerde route de woestijn in. Bordjes wijzen ons de weg, markeringen (witte stenen) geven aan waarbinnen je mag bewegen. Wij speculeren dat dit gedaan is om de tere kalkrotsen te beschermen en vinden dit eigenlijk een prima initiatief. De route leidt ons via een paddenstoelenlandschap naar de beeldentuin. ´Mushrooms` wordt het in de Engelstalige folder genoemd. Wij vinden het eerder een wrattenlandschap. Van kleine wratjes tot metershoge reuzenwratten. De beeldentuin (ook natuurlijke woestijn) daagt je uit om je fantasie te laten werken en om dieren of andere herkenbare vormen te vinden. We zien een kameel, een zittende hond en durven zelfs een kalkrots voor de spuuglelijke filmheld ET uit te schelden die zijn tong uit steekt naar zijn voorbijgangers.

 

De rest van de dag brengen we in de ongemarkeerde woestijn door. We rijden westwaarts van het asfalt de west white desert in. Hier is zichtbaar dat de woestijn niet alleen white desert wordt genoemd door de witte rotsen die het gebied versieren. Ook de ondergrond is van kalk. Rijd je over het bruin/gele zand dat eroverheen is gewaaid, dan verschijnt een witte ondergrond. Mooi effect.

 

Dit deel is ruiger, grotere en hogere zandduinen, steilere afdalingen en beklimmingen. Tijdens een afdaling door het zand schuift Buca zijwaarts en helt ze angstig schuin over naar een rots waarvan we niet willen dat hij haar opvangt. Even vrezen we dat ze kantelt, maar gelukkig lukt het om haar weer recht te trekken. Bijzonder om te voelen hoe weinig grip je op de zwaartekracht in zacht zand hebt. In welke richting je wielen staan zegt niets over waar je heen rijdt.

Die dag stoppen we wat vroeger. Emiel wil graag vliegeren. Het plekje waar we bij uitkomen is er super geschikt voor. Dan onder de erg goed zichtbare sterrenhemel bekijken we een “filmpje” met cabarettier Wim Helsen. Deze keer is een woestijnvosje wat brutaler. Het nadert ons dichtbij. Onderzoekt of er wat te eten valt en schiet weer weg, de woestijn in.

 

De laatste ochtend nemen we afscheid van deze bijzondere woestijn en vervolgen onze tocht naar Aswan. Eerst stoppen we nog bij een hotspring, een warmwaterbron. We baden een paar uurtjes en spoelen het woestijnzand van ons lijf. Mannen mogen schaars gekleed gaan, in korte broek of zwembroek. Van vrouwen wordt verwacht dat ze zich gepast kleden. Blote lijven, bedekt door een bikini of badpak wordt er niet op prijs gesteld. Voor Saskia is dat deze keer geen bezwaar: ook haar stoffige kleding krijgt zo een intensieve wasbeurt!

 

Op weg naar Luxor

Met een fris lijf koersen we naar Luxor. We stoppen nog even bij de modderstad El Quashar, modder omdat er nog volop huizen staan die gebouwd zijn met “stenen” van gedroogde klei (Mudbricks). Het is een Ottomaans stadje uit 15e a 17e eeuw.

 

Bijna voor het eerst dat we in Egypte zijn zien we een bezienswaardigheid waar geen hek omheen staat. De meeste andere plekken zijn fraai aangelegd. Mooie looppaden, evt. bruggen, afrasteringen tot waar je mag lopen, grote hekken die voorkomen dat je zonder kaartje het terrein oploopt, veel toeristenpolitie die je naar mooie plekjes lokken om vervolgens een fooi af te dwingen. In Kasahr is het onmogelijk om dit te doen. Dit met modderstenen gebouwde dorpje wordt nog steeds gedeeltelijk bewoond. In Syrië en in sommige plekken in Jordanië was het een normaal beeld dat een opgraving onderdeel uitmaakte van het dagelijkse leven. Locale bevolking die op ezeltjes over het terrein loopt, mannen die er ’s avonds hardlopen, kinderen die je uitnodigen om mee te doen met hun voetbalwedstrijd. Misschien niet de beste manier om de bijzondere opgravingen te beschermen, maar zó levendig. Geschiedenis die nu nog deel uitmaakt van het leven van alledag.

 

Bijzonder aan het plaatsje is, dat veel bouwwerken redelijk intact zijn gebleven. De grote huizen hebben dwergendeuren en miniraampjes. De toenmalige inwoners vreesden roekeloze indringers, maar ook vreesden ze de zandstormen.

Boven elke deur ligt een grote houten balk. Gedetailleerd en fijn bewerkt. Door de droge woestijnlucht goed geconserveerd en nu nog is goed zichtbaar (en leesbaar ) wie destijds de bewoner was en wie destijds het betreffende huis had gebouwd.

 

Na Mut wacht ons een urenlange tocht door een saaie (of heet dat desolaat?) woestijn. De weg wordt een paar keer onderbroken door checkpoints waar militairen onze papieren controleren en belangrijke zaken noteren. Soms op een kreukelig blaadje, een enkele keer in een schrift. Op de meeste plekken zijn ze erg blij als ze ons zien. Eindelijk afleiding. Onze papieren zijn ondergeschikt. Voetbal, Nederland of wat er maar in ze opkomt vult een minutenlang gesprekje.

Op één plek is de weg gebarricadeerd, maar is geen militair te bekennen. Geen beweging, ook niet nadat we een paar keer de aanacht probeerden te krijgen door hard te toeteren. Saskia gaat eens kijken wat er aan de hand is en komt uit in een bij een slapende militair. De man schrikt zichtbaar, springt uit zijn bed, roept luid door de gang en ook uit de andere kamertjes komen militairen aanrennen om onze doorgang mogelijk te maken.

De overgang van woestijn naar de vruchtbare gronden naast de Nijl verloopt abrupt, alsof je een oase in rijdt. De kale zandkleurige vlakte verandert binnen een paar meter in een groen gebied met veel akkerbouw en tropische palmbomen.

 

Luxor

De laatste tussenstop tot Aswan is de stad Luxor. Luxor hebben we ongeveer 10 jaar geleden uitgebreid bezocht en hebben daar een goede herinnering aan. Ook deze keer bevalt de stad ons goed. Luxor is relatief klein, de sfeer is ongedwongen, het verkeer is overzichtelijk en rustig, de mensen zijn erg vriendelijk en tonen graag hun aanstekelijke gevoel voor humor. Met onze mountainbikes trekken we door de stad. In de tijd dat wij er zijn wordt de geboorte van Mohammed gevierd. Een jongetje vertelt ons dat hij niet naar school hoeft omdat het nu Kerstmis is, wat wel een aardige vergelijking is. Veel inwoners zijn vrij en vullen de parken in het centrum van de stad. In groepjes zitten zij op het gras, veel zwart gesluierde vrouwen, kinderen rennen rondjes, spelen voetbal of zwaaien naar de toeristen.

De stad is overzichtelijk en goed op eigen gelegenheid te bezoeken. Dat vonden we 10 jaar geleden en ook deze keer vinden we het weer erg overzichtelijk. Het is alleen een stuk drukker geworden. Maar net als toen fietsen we heerlijk rond. De vallei der koningen, waar de bijzondere koningsgraven te bezichtigen zijn, is door de drukte voor ons niet meer interessant om te bezoeken. In de Luxortempel wemelt het van de mensen. In de Karnak tempel kun je over de hoofden lopen.

 

Vanuit Luxor willen we de boottocht naar Sudan regelen. De grens tussen Sudan en Egypte is gesloten. Alleen via de Nijl is het mogelijk om Egypte te verlaten en Sudan in te reizen. Een tocht waarbij Buca met de boot met goederen vervoerd wordt. Wij reizen met een passagiersschip. ‘Kerstmis’ blijkt een reden te zijn waarom dit vervoer al sinds een paar weken ontregeld is en waardoor ook de boot die wij wilden nemen uitvalt. In Luxor komen we er achter dat het daardoor dringen wordt om een plekje op de boot (voor Buca! Niet voor ons)  te bemachtigen en dat het, als het een beetje tegenzit, nog weken kan duren voordat we Egypte kunnen verlaten. De man die het transport regelt wil niet bevestigen met welke boot wij mee kunnen reizen. Daarvoor moeten we zijn kantoor in Aswan bezoeken.

Geen afspraak! Onduidelijk wanneer we een plekje op de boot krijgen! Overduidelijk dat we niet langer moeten blijven hangen in Luxor. We verlaten Luxor en vertrekken naar Aswan.

 

Op de laatste dag rijden we met Buca naar het centrum. Voordat we de stad verlaten willen we nog even gebruik maken van een onbeveiligde draadloze internetverbinding om onze laatst mailtjes met het thuisfront te versturen. Al snel worden we omringd door zwervertjes. Ze bedelen om alles. Ze willen eten, een pen, snoepjes, frisdrank en overtuigen ons dat ze aan alles gebrek hebben. Een tijdje houden we het af en blijft bij een praatje. Ze blijven terugkomen en steeds volgt een aardig praatje. Totdat we zelf een paar broodjes falafel kopen en in de auto op willen eten. We geven ze een stuk van ons broodje. Gretig neemt het jongetje ons broodje aan. Ook een tweede jongetje wil graag een stuk van ons broodje. Tot onze verbazing komt het tweede jongetje al snel terug. Met een lang gezicht zegt hij dat hij geen zin heeft in dit broodje en wil het aan ons teruggeven.

Even later zien we het stelletje succesvol een groep toeristen benaderen. Beide jongetjes krijgen een zakje chips. Eén jongetje komt naar ons toe: “ik lust geen chips”, en wil ons zijn zakje chips geven. “Ik hoef het echt niet”, en trekt daarbij een vies gezicht. De zwervertjes doen goede zaken, want de ene na de andere buit wordt binnengesleept. Steeds met een grote lach naar ons. Ze hebben er zichtbaar plezier in om toeristen te benaderen met tranentrekkende “I’m so hungry”  verhalen. De kinderen spreken vloeiend Engels, Italiaans, aardig Duits en Frans, beetje Nederlands en leren op straat, feilloos de aandacht op zich te trekken.

  

Op weg naar Aswan

 

De route naar Aswan leggen we weer door de saaie woestijn af. Een route die wat kilometers betreft langer is dan de route langs de Nijl, maar die veel makkelijker te bereizen is. De route langs de Nijl is druk, veel Checkpoints. Door de woestijn rijdt je over overwegend lege wegen, met een enkele keer een checkpoint. Het laatste deel rijden we langs de Nijl en vinden voor de nacht een plekje op een rustig zandpad tussen de akkers. Althans… dat denken we. We staan er niet lang voordat de eerste mensen (waar komen ze vandaan?) een praatje komen maken. Een tractor passeert en voordat we er erg in hebben worden we omringd door een groepje belangstellenden die graag van ons willen horen wat we er komen doen, waar we vandaan komen, hoeveel kinderen we hebben.. enz enz enz.

Twee mannen nodigen ons uit en zijn erg vasthouden in hun voornemen om onze auto naast hun hutje te plaatsen en ons een maaltijd voor te zetten. We zien ervan af. Zijn moe van de dag en willen eigenlijk alleen maar een bord eten en vroeg naar bed. We denken dat het overgekomen is en na een tijdje worden we alleen gelaten tussen de velden. Het blijft rustig totdat we midden in de nacht mannen horen die om onze auto scharrelen. Zacht gesmiespel, daarna een luide schreeuw: “iel, iel”

We hebben geen idee wat ze roepen en vinden het best spannend. Zou het verhaal dat we hier staan rond zijn gegaan in het dorp en worden we nu –diep in de nacht- belaagd door vijandige dorpelingen? We zijn er niet gerust op, maar het geschreeuw is onophoudelijk. Emiel besluit om zijn hoofd uit de tent te steken en te vragen wat de mannen willen. Het blijft onduidelijk, ook lijken ze niet te willen vertrekken. Ze lopen nog een paar rondjes om de auto, verdwijnen vervolgens tussen de suikerriet en komen na een paar minuten luid kauwend (je ziet hier overal suikerriet kauwende mensen) terug bij de auto. Nu blijven ze aan de andere kant van de auto staan . Alweer roepen ze onophoudelijk. Deze keer steekt Saskia het hoofd uit de tent en probeert duidelijk te maken dat ze wil slapen en dat ze echt moeten gaan. De mannen lopen weg en voor een uurtje blijft het rustig. Opnieuw bezoek van een paar mannen en opnieuw geroep naast de tent. We herkennen nu de mannen die ons eerder op de avond hebben uitgenodigd en opnieuw zijn ze volhardend zijn in hun voornemen. “Come, come” roepen ze en gebaren dat we met ze mee moeten gaan. We vinden het allebei geen goed idee om in het duister met een paar vreemde mannen de velden in te trekken en onze auto onbeheerd achter te laten. Na een kort gesprekje zonder -voor elkaar- herkenbare woorden, vertrekken de mannen. 

 

Een paar uur later worden we opnieuw gewekt door luid geroep. Nu met herkenbare klanken. “Askia, Emiel” roept de man. Pas als we ons hoofd uit de tent steken zien we dat de eerste zonnestralen de velden verlichten. We kijken in het stralende gezicht van één van onze vrienden die we de vorige avond ontmoet hadden.  Hij had de klanken van onze namen herinnert. In deze vroege ochtend passeert hij op zijn ezeltje onze tent en wil ons eventjes gedag zeggen.

Brak van zoveel vriendelijke gebaren die nacht (we denken dat de bezoekjes ’s nachts aardig bedoeld waren) klimmen we uit onze tent. Het is gezellig druk op het zandpad. Het is spitsuur voor de mannen die de velden intrekken of die met hun ezeltjes op weg zijn.

 

Aswan

Vroeger dan gepland rijden we Aswan in. We willen mister Salah spreken, de man die het transport regelt van Egypte naar Soedan. Vriendelijk ontvangt hij ons op zijn kantoor en heeft gelijk goed nieuws. Vanwege de drukte heeft hij een extra boot ingezet en probeert die boot één of twee dagen na de eerstvolgende boot te laten vertrekken. Met een vage afspraak verlaten we zijn kantoor.

De laatste dagen in Egypte brengen we rustig door. Er is veel te doen en veel te bezichtigen, maar het trekt niet meer. Liever rommelen we wat aan rond de auto en bereiden we onze tocht door Sudan voor. Misschien zijn we minder gretig doordat we dit land al vaker bezocht hebben. Maar de drukte die we overal aantreffen werkt verstikkend op ons. Het is wel heerlijk om rond te lopen in het stadje.

 Soedan lonkt. Wij, verwende nesten, verheugen ons er op om weer alleen te kunnen zijn op bijzondere plekken. Lekker zitten, kijken, genieten…..

 

TerugVerder